aanloper·beestenboel·buitenleven

De dagen gaan voorbij

Overal heb ik gezocht. In alle schuurtjes bij ons rond het huis, voor in de wei, in het krot even verderop. Iedere keer wanneer ik de weg op ga, met de auto of met de fiets, kijk ik de bermen en de weien na. Ik zet nog iedere avond voer voor hem neer en elke morgen kijk ik naar achteren of hij niet toch in het mandje ligt. ‘s Avonds kijk ik geregeld het donker in, naar het terras. Maar nee. Snor is weg. Hij heeft zich niet meer laten zien. De sites van Amivedi en de dierenbescherming leveren niets op. Net als al die sites met vermiste dieren op social media. De buurtapp levert ook geen andere informatie op dan dat hij niet meer gezien is door buurtgenoten. 

Het is vreemd. Ik heb niet het gevoel dat er iets met hem is gebeurd. Dat hij ergens dood ligt of zo. Op de een of andere manier geloof ik nog steeds dat hij ineens weer op de stoep zal staan. Of op de Snor manier: in het mandje op me ligt te wachten. Daarom blijf ik ook naar hem uitkijken. En voer voor hem neerzetten ook al weet ik dat andere katten dit opeten. Ik weet dat het niet logisch is. Dat het er echt op lijkt dat er iets met hem gebeurd is. Of dat hij misschien besloten heeft om ons te verlaten. Dat kan natuurlijk ook nog. 

Intussen gaat het leven door. De voorbereidingen voor de moestuin zijn in volle gang. Manlief heeft de aarde uit de kas geschept en vervangen door andere aarde. Zo kan ik toch weer tomaten in de hele kas zetten. De moestuinvakken buiten in de volle grond zijn bijna van alle onkruid ontdaan. In één vak bloeit nu volop de witte dove netel. Die laat ik nog even staan omdat de hommels er druk op vliegen. Mijn hoekje waar ik de brandnetels bewust laat staan zorgt ervoor dat we nu al veel vlinders zien. Mooi hoor. Knoflook, prei en zilveruitjes hebben een plekje gekregen, de verbena en de bieslook zijn verplaatst. De dahliaknollen die niet opgekomen zijn vorig jaar, zijn waarschijnlijk aangevreten door de engerling. Daar heb ik er een paar van uitgegraven. En slakken ben ik ook al heel veel tegen gekomen. Dat wordt weer slakkenvallen zetten ben ik bang. Waar ik ze zie raap ik ze weg. Blijkbaar houden ze erg van de kruipende boterbloem. Daar zitten volledige nesten onder.

Het is prettig werken buiten. Met mijn handen in de aarde en mijn oren gericht op alle geluiden om me heen. Het gezoem van de bijen die druk vliegen, het lagere gebrom van de verschillende hommelsoorten, de vele mussen die onder luid gekwetter troepsgewijs op en neer vliegen naar de schotel met kippenvoer. Het gegak van de ganzen en daardoorheen het gekwaak of gesnater van Blondie. De specht die geregeld te horen is, de buizerds hoog in de lucht maar ook het verre geluid van een grasmaaier. Ik ben zeker niet de enige die buiten bezig is. Sowieso ben ik nooit alleen in onze tuin. Als ik buiten bezig ben is Greumelke nooit ver weg. Speurend naar muisjes en af en toe in de lucht springend naar een vlinder. Zelfs Maudje komt eens kijken met dit mooie weer. Alleen Snor niet. Nooit meer?