buiten leven·huisdieren

Taai beestje 

Het gaat niet zo goed met Jup.

Sinds een aantal dagen ligt hij overdag alleen maar onder de beukenhaag te liggen. Hij is sloom en lijkt pijn te hebben. Hij wil niet binnen blijven. Binnen is het hem te warm en krabbelt hij steeds aan de deur om naar buiten gelaten te worden. Omdat hij heel slecht ziet doen we hem ‘s nachts in het tuinhuis. In huis zouden Maudje en Greumelke hem lastig vallen. In het tuinhuis heeft hij rust. Wanneer dan ook zijn drinkbakjes steeds leeg zijn ‘s morgens én zijn kattenbak boemvol, besluit ik om een afspraak te maken bij de dierenarts.

Juppie is nooit de gemakkelijkste kat geweest. Aaien vindt hij fijn maar niet te lang. Alleen op zijn hoofd en zijn rug. Hij eet graag en veel. Tenminste tot voor enkele dagen. Dat is te merken aan zijn gewicht. Intussen heeft hij de bijnaam ‘onze bijzettafel’ gekregen. Zo rond is hij. Maar hij is ook al oud. Tenminste 15 jaar. Dat weten we omdat hij zeker 1 – 2 jaar was toen hij werd afgeleverd bij mijn schoonmoeder. Hij liep ergens rond, een verwilderd katje werd gezegd. Hij is afgezet toen mijn schoonvader nog leefde en dat is intussen alweer 13,5 jaar geleden. 

Heel lang wisten we niet of het nu een gecastreerde kater was of een poes. Zoals gezegd, het is niet de gemakkelijkste. Wanneer iets hem niet bevalt of wanneer je hem tegen zijn zin oppakt, aait of medicatie moet geven, het gaat altijd met strijd gepaard. Klauwen en bijten. Wat hem meteen ook niet erg geliefd maakte. Toch is hij voor mijn schoonmoeder altijd goed geweest. Hij kon bij haar op schoot gaan liggen en liet zich dan aaien. Zij wist hoe lang ze dat kon doen. Ik denk dat dat kwam omdat zij degene was die hem voerde, aandacht en melk gaf.

Lang voordat mijn schoonmoeder verhuisde, lag de zorg voor Luca en Jup bij manlief en mij. Het voeren van de dieren en het geven van de medicatie lukte haar niet meer. Jup was haar te lastig, zeker omdat hij op een bepaald moment binnen begon te poepen. Hij bleek allergisch te zijn voor melk maar dat kregen we schoonmoeder niet duidelijk gemaakt. Dat was het moment dat Jup ons thuis begon op te zoeken. Blijkbaar zag hij ons nu als baasjes. Toen hij dan ook niet meer kwam en ook niet meer bij mijn schoonmoeder lag was ik degene die hem ging zoeken. Uiteindelijk vond ik hem in een schuur, weggekropen in een doos, ergens tussen heel veel troep in. In eerste instantie mocht ik niet bij hem komen. Hij gromde en beet. Ik ben hem toen maar iedere dag eten en water in de buurt van zijn doos gaan zetten. Na een week kon hij blijkbaar naar me toe komen en mocht ik hem afvoelen. Zijn linkervoorpoot bleek nat van het vocht. Wondvocht. Het was ernstig, dat voelde ik. Maar omdat het zo donker was kon ik niet zien wat er precies aan de hand was. Het feit dat hij zich teruggetrokken heeft, geeft, denk ik, aan hoe erg hij eraan toe was. Katten trekken zich vaak ergens terug wanneer ze voelen dat hun einde nadert. Om een lang verhaal kort te maken, ik ben hem een maand of twee blijven voeren in de schuur. Toen kon ik hem eindelijk oppakken en meenemen. Sinds die tijd loopt hij mank. We hebben het vermoeden dat hij is gebeten door een loslopende hond die hier geregeld langskwam en, gek genoeg, sinds die tijd niet meer. 

Toen ik met Jup op mijn arm bij mijn schoonmoeder binnen kwam lopen herkende ze hem niet meer. Ze dacht dat ik een kat had aangeschaft en hem haar kwam laten kijken. Dat was wel een kleine schok voor me. Vanaf die periode vertrouwt Jup manlief en mij. Alsof hij weet dat hij er bijna niet meer was en wij het beste met hem voorhebben. Niet dat we nu alles met hem kunnen. Nee, we waarderen elkaars grenzen. Laten we het zo zeggen.

Terug naar het verhaal. 

Naar de dierenarts met hem. Ze voelt hem af en neemt een bloedmonster uit zijn oor. En constateert sowieso diabetes. (Wat niet zo verwonderlijk is. Jup is oud en heel dik want hij eet echt alles op. De brokjes voor de egels, de brokjes van Snor, zijn eigen eten). Verder heeft hij een knobbel op zijn rug. Maar dit blijkt vast weefsel te zijn. Ze wil bloed afnemen bij Jup. Dit moet echter met behulp van een roestje gebeuren. We hebben het over Jup hè? Daar ligt de grens blijkbaar na dat gevoel en geprik in zijn oor. We maken een afspraak voor later in de middag. De dierenarts weet dan meer en Jup is dan weer bij.

Tijdens die afspraak horen we dat Jup diabetes heeft, wat dit inhoudt en dat we hem twee keer per dag moeten gaan spuiten met insuline. Dat we dit een week moeten proberen want soms genezen katten van diabetes, anders dan mensen… Niet dat dit in een week geneest maar er moet wel verbetering te zien zijn.

Behoorlijk aangeslagen verlaten we de praktijk. We willen het best een weekje proberen. Dat spuiten. Het moet op korte termijn meteen een verbetering laten zien. Maar op lange termijn? Jup moet iedere dag om 8.00 en om 18.00 uur gespoten worden. Hoe moet dat wanneer we eens een keer niet kunnen? Wanneer we met vakantie gaan of een weekendje weg? Jup is niet een kat die anderen aan zich laat komen. Daar komt bij dat niet iedereen kan spuiten. Het is nogal wat. Tegelijkertijd horen we ook de woorden van de dierenarts naklinken. Het is een oude kat. Met diabetes en waarschijnlijk onderliggend lijden. Hij ziet bijna niets meer. Laat de diabetes niet jullie welzijn bepalen… Het lijkt erop dat we een weekje respijt krijgen voor de beslissing die uiteindelijk genomen moet worden. Toch?

Tja… en dan moeten we daags erna zelf gaan spuiten. We zetten Jup wat hoger op een tafel. Manlief houdt hem vast en ik zet de spuit. So far so good. ‘s Avonds is het echter een ander verhaal. Jup is superfit. En weet inmiddels wat er moet gebeuren. Laten we zeggen dat hij op zijn zachtst gezegd ‘not amused’ is. Hij bijt en krabt. Poging 1 mislukt dus. Manlief moet hem stevig vasthouden en neerdrukken maar het lukt me niet om zijn vel goed vast te pakken. Ook poging 2 mislukt. Jup wordt er niet vriendelijker op. Snel wisselen we van functie. Ik trek de handschoenen aan, manlief pakt zijn brilletje erbij en daar gaan we nog eens. Ik pak Jup stevig in zijn nekvel en druk hem goed plat tegen de tafel. Manlief pakt zijn vel op en zet snel de spuit. Poeh! We laten Jup los die nog even flink blijft na grommelen. Aan zijn staart te zien blijft hij nog lang mokken.

Dag twee is het hetzelfde verhaal. Dit kan zo echt niet. En ondanks dat de dierenarts ons op het hart drukte om de spuit ergens in zijn lijf te zetten maar niet in zijn nek (ze had net bijscholing gehad hierover), zetten we de spuit uiteindelijk toch in zijn nek. Blijkbaar zit daar meer vetweefsel en wordt de insuline daarom slechter opgenomen. We zoeken alles even na op internet en zien hier dat er toch ook in de nek wordt gespoten. Jup laat dit in ieder geval gewoon toe. Nou ja, gewoon. Beter toe. Nu kunnen we hem ook alleen spuiten.

Tot nu toe lijkt Jup wel fitter. Hij eet weer en plast niet meer zoveel. Maar zijn rug blijft gekromd en zijn haren achter op zijn rug blijven overeind staan. De insulinespuiten doen helaas niets aan de pijn die hij voelt. We kijken het nog even aan maar ik ben bang dat we uiteindelijk toch de gang naar de dierenarts moeten maken voor zijn afscheid. Want hem laten lijden, nee, dat willen we ook niet…