Inmiddels is Snor, de aanloopkater, zo’n drie weken niet meer langs geweest. In het verleden is hij wel eens vaker een aantal dagen achter elkaar niet langsgekomen maar uiteindelijk dook hij dan toch weer op. Dit keer is het anders.
Na een week of twee heb ik de buurvrouw geappt of Snor nog wel bij Cas, hun kat, op bezoek kwam. Daar kan hij het goed mee vinden. Maar ‘nee, nu je het zegt. We hebben hem inderdaad al een tijd niet gezien’.
Zelfs Snor zijn plaats op de zolder van de schuur is ingepikt door de Nachtwandelaar. We vinden het op zich prima dat hij daar zijn plaatsje heeft gevonden maar niet als dat ten koste van Snor is gegaan. Overigens ligt de Nachtwandelaar ons daar rustig te bekijken wanneer we langslopen. Niks bang. We praten dan even tegen hem. Hij loopt zelfs niet weg wanneer we de deur van de schuur openen. En gisteren zag ik dat hij bezoek kreeg van Greumelke. Ook dat ging goed. De Nachtwandelaar komt geregeld eten ‘s nachts. Waarbij ik het eten voor de egels een heel stuk onder Snor zijn hokje plaats omdat hij dat anders ook op eet.
Terug naar Snor. Normaal gesproken geeft mijn lijf goed aan of er iets aan de hand is. Tot nu toe ervaar ik geen onrust wanneer ik aan Snor denk. Dat zou een goed teken moeten zijn. Maar mijn hoofd vindt het allemaal te lang duren. Daarom heb ik de site van Amivedi al eens bekeken. Al twee keer eigenlijk. Er staat tot nu toe geen melding op die we kunnen herleiden tot Snor.
Natuurlijk weet ik dat ook Snor een keertje dood zal gaan. Hij is tenslotte niet meer de jongste. Maar hij ziet er nog goed uit. Haren mooi in de vacht. Alleen ons eten bliefde hij niet meer zo graag. Van de buurvrouw hoor ik dat hij daar snoept van het eten van Casje. Dat leert mij dat hij in ieder geval eet. Prima.
Toch blijven er dan vragen door mijn hoofd gaan. Zou hij zijn verjaagd van zijn territorium door de Nachtwandelaar? Is hij op damesjacht en zo verder van huis geraakt? Ik zou hem graag vinden mocht er iets met hem aan de hand zijn. Onzekerheid is niet fijn op zijn zachtst gezegd. Iedere avond kijk ik een paar keer naar buiten om te zien of er gedronken is van de melk. Iedere morgen kijk ik als eerste naar achteren om te zien of hij op tafel ligt te wachten op zijn ontbijt.
Vooralsnog blijf ik hopen dat we hem nog eens zien. Maar intussen is hij wel al drie weken zoek…
